Geschiedenis

De stedenband: het huiswerk

Het Stappenplan van Oostende: overleg met buitenlandse gemeenschappen

Stap 1: deelname aan internationale conferentie

Voorjaar 2000. De Stedelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking van Oostende (een adviesraad waarin 25 plaatselijke verenigingen zijn vertegenwoordigd) krijgt lucht van de voorbereidingen van een Vlaams programma voor gemeentelijke internationale samenwerking (wat later zou uitmonden in het convenant ontwikkelingssamenwerking).

Even later was Oostende vertegenwoordigd op een conferentie voor de minst ontwikkelde landen (MOL's) in Brussel. Op die conferentie waren heel wat burgemeesters uit het Zuiden aanwezig. De meesten onder hen waren op zoek naar een partner voor een stedenband en hadden een profielbeschrijving van hun gemeente meegebracht. Oostende speurde naar een geschikte kandidaat die enigszins vergelijkbaar was met Oostende qua grootte, ligging, industrie,...

Alleen Banjul, de hoofdstad van Gambia, kwam daarvoor in aanmerking. De burgemeester van Banjul was aanwezig in de zaal en de voorzitter van de Raad en de Noord-Zuidambtenaar grepen hun kans: 'of hij, burgemeester van een hoofdstad in het verre Gambia, geïnteresseerd was in een stedenband met de koningin der badsteden van een klein Europees landje'. En dat was hij.

Stap 2: formuleren van een subsidiedossier voor de Vlaamse Overheid

De vliegende start bleek achteraf een valse start. Het team dat hard had gewerkt aan het subsidiedossier (schepen, voorzitter van de SROS en Noord-Zuidambtenaar) moest vaststellen dat niet iedereen 'mee' was in de nieuwe visie op ontwikkelingssamenwerking: er waren grote vragen over het engagement (en de inbreng) van de stad Oostende en het College van Burgemeester en Schepenen nam een afwachtende houding aan. Het dossier werd ingetrokken.

De plannen lagen stil.

Stap 3: inbedding van de stedenband in een beleidsplan Internationale Samenwerking en nieuw dossier

Met de komst van een nieuwe schepen voor Internationale Samenwerking in september 2001 en de informatie dat er geld was voor bijkomende projecten bij de Vlaamse Gemeenschap, werd het dossier terug opgenomen. De Noord-Zuidambtenaar ging op cursus bij de VVSG en bouwde contacten uit met collega-ambtenaren. Er kwam een beleidsplan voor Internationale Samenwerking waarin ook het principe van een stedenband zat vervat. Het College van Burgemeester en Schepenen keurde dit plan goed en daarop werd een dossier ingediend bij de

Vlaamse Gemeenschap.

Stap 4: voorbereiding van de partnerkeuze door het opstellen van criteria

Zonder een antwoord van de Vlaamse Gemeenschap af te wachten begon Oostende opnieuw te zoeken naar een mogelijk zusterstad. Er werd opnieuw contact opgenomen en Banjul was nog steeds geïnteresseerd. De burgemeester was intussen minister van sport en jeugd geworden en had de nieuwe burgemeester warm gemaakt. Oostende wilde het echter grondig aanpakken: het was de bedoeling om naar drie mogelijke zustersteden te zoeken in drie werelddelen en na vergelijking tot een gemotiveerde keuze te komen. Kandidaten moesten aan de volgende criteria voldoen:

    • vergelijkbaarheid met Oostende qua grootte, ligging, economische sectoren;

    • vlotte bereikbaarheid (duur van de reis, kostprijs van de reis, uurverschil,...);

    • goede communicatiemogelijkheden (aanwezigheid van telefoons, faxen, internetverkeer, mogelijkheid van Frans of Engels als voertaal ,...)

    • betrekkelijke stabiliteit van het regime;

    • aanwezigheid van een Belgisch(e) consulaat/ambassade in het land;

    • aanwezigheid van een buitenlands(e) consulaat/ambassade in ons land;

    • banden met Oostende en Oostendse verenigingen;

    • banden met Oostendse allochtonen;

Stap 5: overleg met lokale verenigingen en mobilisatie van buitenlandse gemeenschappen

Een zusterstad in Peru leek Oostende wel wat. Peru zou in 2002 het themaland van de 11.11.11-campagne zijn en ook andere deelverenigingen van de Stedelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking hadden er projecten lopen. De Stedelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking telt enkele mensen die als tolk kunnen fungeren en via een eerdere actie van Broederlijk Delen kende Oostende al een contactpersoon in Peru.

Ook de Filippijnen waren een optie.

De Filippijnse gemeenschap (één van de grootste buitenlandse gemeenschappen in Oostende) had in 2001 actief meegewerkt aan de 11.11.11-actie (de Filippijnen waren toen het themaland) en toonde interesse in verdere samenwerking. 11.11.11 had heel wat projecten lopen in de Filippijnen en ook andere lidorganisaties van de Stedelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking waren er actief. Enkele contactpersonen van de Filippijnse gemeenschap werden gebrieft en beloofden intensief te speuren naar een mogelijke zusterstad.

De Kongolese gemeenschap (de grootste allochtone gemeenschap van Oostende) is vertegenwoordigd in de Stedelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking. Zij stelden een stedenband voor met de stad Boma. Een vertegenwoordiger van de gemeenschap werd ontvangen en beloofde een dossier in te dienen.

Stap 6: verkennende contacten en eerste struikelblokken

De schepen voor Internationale Samenwerking en de Noord-Zuidambtenaar bezochten de ambassades van Peru en Gambia om er de eerste contacten te leggen en te vragen om medewerking. Op beide ambassades werd daar grif op ingegaan. Intussen vertrok een kennis die betrokken was bij de Antwerpse Noord-Zuidraad op reis naar Gambia en vernieuwde hij voor Oostende de contacten met het stadsbestuur van Banjul en de minister (ex-burgemeester). Bij zijn terugkomst leverde hij Oostende een verslag van de situatie en de noden in Banjul.

Een lid van de Stedelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking die een maand naar Peru trok, kreeg dezelfde opdracht: contacten leggen met de stad Ilo. Hier verliepen de contacten echter veel stroever. Het gemeentebestuur was er niet vooraf ingelicht over de bedoelingen van Oostende en de komst van een 'gezant'. De gegevens van de ambassade bleken niet altijd te kloppen. De burgemeester van Ilo was wel geïnteresseerd, maar de door hem beloofde informatie kwam nooit aan in Oostende.

De Congolese gemeenschap had intussen afgehaakt. De Filippijnse gemeenschap van haar kant zocht naar een mogelijke zusterstad. Ze diende ten slotte een lijvig dossier in voor de stad Dingalan, een dorpje aan de zee dat leeft van visvangst en beginnend toerisme. Toen de NoordZuidambtenaar het stadhuis van Dingalan wou contacteren voor bijkomende vragen bleek echter dat in het dorp zelf geen telefoon aanwezig was. Diverse pogingen om een fax te zenden op verschillende faxnummers naar een naburig dorp mislukten ook. Dingalan werd bijgevolg afgevoerd vanwege de onmogelijkheid om snel en efficiënt te communiceren.

Stap 7: bevestiging van de partnerkeuze

Hoewel het de bedoeling was om op basis van een aantal gelijkwaardige dossiers van steden in verschillende werelddelen de partnerkeuze voor te leggen aan verschillende fora (de ambtenaren, de SROS, andere adviesraden,...) bleek enkel Banjul in Gambia een valabele kandidaat-partner te zijn en daarmee was de cirkel rond. De eerste keuze werd ook de uiteindelijke keuze, maar intussen was wel een hele weg afgelegd en hadden alle betrokkenen beter zicht op de doelstellingen en de mogelijkheden van de stedenband. In januari 2003 sloot

de stad Oostende voor het eerst een convenant af met de Vlaamse overheid.